De chirurg en de schilder

 
Afgelopen vrijdag heb ik de kamer opgeruimd waarin ik al jaren werk. Het was vreselijk en hilarisch. Ik vergeleek de jongen van toen met de man van nu. Ik vergeleek de omstandigheden van toen met wat de tijd daarvan heeft gemaakt.  Was dit overgebleven van alles? Liet mijn leven zich samenvatten in een paar armzalige alinea’s?
Uit ‘De laatste tafel’ – pag. 28 – Wim Kayzer
¨¨¨¨
Individueel gejammer konden ze begrijpen, maar niet dit collectieve gehuil. Ze liepen naar het raam, of het de maan was. Of was er onweer op komst, ging de lucht zwanger van laffe damp?  Maar het was niet de maan of het weer, het was onze ritus van pijn: één lichaam dat de windsels van taal van zich afwierp en, gevolgd door een ander, en nog een, en nog een, terugkeerde naar de staat van de dingen voor er woorden waren.
Uit ‘De spiegelingen’ – pag. 28 – Erwin Mortier

°°°

Zal ik ze dan maar door elkaar lezen.
Als twee tegengewichten.
Het hoofd en het hart. Lichaam en ziel.

Kayzer en Mortier.

Hun namen lijken wel twee oorlogshelden uit WO I.
De eerste een scherpschutter. Raak en ongenadig.
De tweede een schilder. Van wat er overblijft.
Hoe komt het toch, dat het papier bij Kayzer verkilt. Tot de ratio.
En bij Mortier kleurt als een klaproos. Het rood van emotie.

Misschien ligt het wel aan ‘de bijvoeglijke naamwoorden’.
De denker snijdt ze weg, als schadelijke ornamenten. Voor zijn vivisectie van gedachten.
De schilder verft zijn gevoelens. Zelfs zijn werkwoorden bloesemen.

Tenminste dat voel ik zo aan. Ik ben dan ook maar een kleine denker.
 

PS.
Natuurlijk, moet je meer lezen dan enkele armzalige alinea’s om de geur van verf te ruiken in de taal van Mortier.
En meer dan enkele zinnen zullen je overtuigen van de ongenadige chirurg die Kayzer is.
Hoe hij zijn gedachten pelt. Als een peulvrucht. Of liever de vliezen afschraapt van embryonale gedachten.
 199522

 

Gepubliceerd door